Inloggen Geen profiel? Registreer hier.

Smart city, je kunt er als gemeente niet meer omheen.

27/02/2018

‘Het is er nu en het is overal. Gemeenten hebben geen keuze meer óf ze iets met smart city doen, maar wel wát ze ermee doen,’ zegt Jan-Willem Wesselink.

Wesselink is dag en nacht bezig met de ontwikkeling van steden. Hij leidt het Kennislab voor Urbanisme en smart city platform Future City Foundation. Vanuit die rol werkt hij veel samen met gemeenten. Wat hem opvalt is dat de impact van smart city vaak nog niet doorgedrongen is in het beleid, zoals bijvoorbeeld in de Omgevingsvisie. ‘Als blijkt dat ik ongelijk heb is dat fantastisch, maar ik krijg de indruk dat het niet zo is.’

De vraag waar het bij smart city allemaal om draait is: ‘Hoe verandert internet de stad? Dat geldt natuurlijk niet alleen voor steden, maar voor alle gemeenten,’ legt Wesselink uit. Buurtpreventie, meldapps, meetsensoren, internet, smartphones, always connected, algoritmes en delen, het zijn allemaal onderdelen van smart city. Belangrijke aspecten om rekening mee te houden zijn de beveiliging van data en verbindingen, privacy en ethiek.

Niet negeren

Volgens Wesselink moeten gemeenten daarom een visie hebben over smart city. ‘We zitten in een transitietijd dus ik vind het niet heel gek dat gemeenten blijven steken in pilots en steeds opnieuw het wiel uitvinden. Dat is op te lossen door ervaringen te delen en mensen en middelen bij elkaar te brengen. Veel zorgelijker is het dat veel gemeenten niets doen of er niets van vinden. Je kunt het niet negeren, het is zover.’

Hoe ver wil je gaan?

Het advies is om als gemeente na te denken wat gaat er veranderen door internet en welke keuzes dan gemaakt moeten worden. ‘Je moet er wat van vinden, ook als bestuurder, of je nou voor of tegen bent. Bedenk niet zozeer wat voor smart city je wilt zijn, maar welke invloed het heeft en welke kansen het biedt. Doe er je voordeel mee.’ Ook is het belangrijk om stil te staan bij de ethiek en hoever je als gemeente wilt gaan met de mogelijkheden. ‘Zoals: kan het Omgevingsplan een zelfsturend systeem worden? Dat bijvoorbeeld bij meting van een bepaalde waarde van de luchtkwaliteit de stad op slot gaat. Het meeste kan allemaal wel, maar willen we het ook?’

 

Toekomstvisie

Dat veel gemeenten achter lijken te lopen is volgens Wesselink niet vreemd. ‘Het gaat zo snel. De manier waarop de stad door internet verandert is in mijn ogen vergelijkbaar met de industriële revolutie.’ Daarom is het volgens hem juist zo belangrijk om vooruit te kijken en de invloed van internet te verankeren in het beleid en de toekomstvisie. Een grote misser noemt Wesselink dat smart city bij gemeenten vaak wordt ondergebracht bij ICT, terwijl het onderdeel van het ruimte- en omgevingsbeleid is. ‘De techniek maakt smart city mogelijk, maar het is onderdeel van het beleid hoe je het inzet. Hoe beïnvloedt het bijvoorbeeld handhaving, inspraak en beheer?’

Omgevingswet

Uiteraard zijn er ook gemeenten die al volop bezig zijn en het heel goed doen. Zoals de G4, Eindhoven, en andere steden met een technische universiteit. Maar ook een paar minder grote steden zoals Amersfoort en Zwolle. ‘Daar komt het echt door een bevlogen en betrokken ambtenaar die zaken op dat gebied voor elkaar heeft gekregen,’ vertelt Wesselink. ‘Gemeenten met betrokken bestuurders en ambtenaren lopen voorop. Je moet kansen erdoor kunnen krijgen.’

Iets wat volgens Wesselink verder veel positieve impact kan hebben is de Omgevingswet, als deze in werking treedt. ‘De wet stelt grenzen, maar daarbinnen mag je veel en sneller experimenteren. Ze juicht innovatie toe.’

Smart city bestuur

Tot slot heeft Wesselink een boodschap aan bestuurders van de (zeer nabije) toekomst: ‘Je krijgt met smart city te maken: vind er iets van, parkeer het niet. Na de komende gemeenteraadsverkiezingen begint het college dat pas echt met smart city aan de slag moet, oftewel het smart city bestuur. Vier jaar geleden nog en zeker in 2010 waren de mogelijkheden heel anders. Toen had je nog maar net Youtube en smartphones en werd in het bestuur besproken of cameratoezicht in de straten moest worden ingezet.’